Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Algemene douanewet

 

Artikel 9 6
1
Het niet voldoen aan een verplichting voortvloeiend uit een vergunning welke is verleend ingevolge de douanewetgeving, vormt een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene die deze voorwaarde dient na te leven en degene door wiens toedoen die voorwaarde niet of niet tijdig wordt nageleefd een boete van ten hoogste € 300 kan opleggen.
2
Indien het in strijd met de douanewetgeving niet of niet tijdig vervullen van de in het eerste lid bedoelde voorwaarde een douaneschuld doet ontstaan en het daaruit voortvloeiende bedrag aan rechten bij invoer hoger is dan € 300, terwijl het in strijd met de douanewetgeving niet of niet tijdig vervullen van deze voorwaarde is te wijten aan opzet of grove schuld van één of meer van degenen, bedoeld in het eerste lid, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem, onderscheidenlijk ieder van hen, een boete van ten hoogste 100 percent van het bedrag aan rechten kan opleggen.

Artikel 9 6
1
Het niet voldoen aan een verplichting voortvloeiend uit een vergunning welke is verleend ingevolge de douanewetgeving, vormt een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene die deze voorwaarde dient na te leven en degene door wiens toedoen die voorwaarde niet of niet tijdig wordt nageleefd een boete van ten hoogste € 300 kan opleggen.
2
Indien het in strijd met de douanewetgeving niet of niet tijdig vervullen van de in het eerste lid bedoelde voorwaarde een douaneschuld doet ontstaan en het daaruit voortvloeiende bedrag aan rechten bij invoer hoger is dan € 300, terwijl het in strijd met de douanewetgeving niet of niet tijdig vervullen van deze voorwaarde is te wijten aan opzet of grove schuld van één of meer van degenen, bedoeld in het eerste lid, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem, onderscheidenlijk ieder van hen, een boete van ten hoogste 100 percent van het bedrag aan rechten kan opleggen.
3
Indien het in strijd met de douanewetgeving niet of niet tijdig vervullen van de in het eerste lid bedoelde formaliteiten of het in strijd met de douanewetgeving niet vervullen van de in het tweede lid bedoelde verplichtingen een douaneschuld doet ontstaan en het daaruit voortvloeiende bedrag aan rechten bij invoer hoger is dan € 300, terwijl het in strijd met de douanewetgeving niet of niet tijdig vervullen van die formaliteiten, onderscheidenlijk niet vervullen van die verplichtingen, is te wijten aan opzet of grove schuld van één of meer van degenen, bedoeld in het eerste dan wel tweede lid, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem, onderscheidenlijk ieder van hen, een boete van ten hoogste 100 percent van het bedrag aan rechten kan opleggen.

Artikel 9 6
1
Het niet voldoen aan een verplichting voortvloeiend uit een vergunning welke is verleend ingevolge de douanewetgeving, vormt een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene die deze voorwaarde dient na te leven en degene door wiens toedoen die voorwaarde niet of niet tijdig wordt nageleefd een boete van ten hoogste € 300 kan opleggen.
2
Indien het in strijd met de douanewetgeving niet of niet tijdig vervullen van de in het eerste lid bedoelde voorwaarde een douaneschuld doet ontstaan en het daaruit voortvloeiende bedrag aan rechten bij invoer hoger is dan € 300, terwijl het in strijd met de douanewetgeving niet of niet tijdig vervullen van deze voorwaarde is te wijten aan opzet of grove schuld van één of meer van degenen, bedoeld in het eerste lid, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem, onderscheidenlijk ieder van hen, een boete van ten hoogste 100 percent van het bedrag aan rechten kan opleggen.

Artikel 9 6
1
Het niet voldoen aan een verplichting voortvloeiend uit een vergunning welke is verleend ingevolge de douanewetgeving, vormt een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene die deze voorwaarde dient na te leven en degene door wiens toedoen die voorwaarde niet of niet tijdig wordt nageleefd een boete van ten hoogste € 300 kan opleggen.
2
Indien het in strijd met de douanewetgeving niet of niet tijdig vervullen van de in het eerste lid bedoelde voorwaarde een douaneschuld doet ontstaan en het daaruit voortvloeiende bedrag aan rechten bij invoer hoger is dan € 300, terwijl het in strijd met de douanewetgeving niet of niet tijdig vervullen van deze voorwaarde is te wijten aan opzet of grove schuld van één of meer van degenen, bedoeld in het eerste lid, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem, onderscheidenlijk ieder van hen, een boete van ten hoogste 100 percent van het bedrag aan rechten kan opleggen.

Artikel 9 6
Het overtreden van een krachtens deze wet vastgestelde algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling kan bij die algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling worden aangemerkt als een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene aan wie het verzuim te wijten is een boete kan opleggen van ten hoogste het in die algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling te vermelden bedrag. Dat bedrag beloopt ten hoogste € 300 indien het verzuim betrekking heeft op een algemene maatregel van bestuur, en beloopt ten hoogste € 150 indien het verzuim betrekking heeft op een ministeriële regeling.

Artikel 9 6
De bevoegdheid tot het opleggen van een boete als bedoeld in deze afdeling vervalt door verloop van drie jaren na het tijdstip waarop het verzuim of het vergrijp waarop de boete betrekking heeft, heeft plaatsgevonden.
Afdeling 9.2. Voorschriften inzake het opleggen van bestuurlijke boeten

Artikel 9 16
1
De inspecteur kan degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is ten aanzien van wie de redelijke verwachting bestaat dat hem een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, oproepen voor een verhoor. In deze oproep deelt de inspecteur hem mede dat hij zich desgewenst kan doen bijstaan.
2
Voordat het verhoor aanvangt, deelt de inspecteur degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
3
Op verzoek van degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is en die de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt de inspecteur er zorg voor dat een tolk wordt benoemd die degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is tijdens het verhoor kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat; aan de tolk wordt ten laste van het Rijk een vergoeding toegekend ingevolge de Wet tarieven in strafzaken.

Artikel 9 16
Indien de grondslag voor een boete wordt gevormd door het bedrag aan rechten bij invoer, wordt de opgelegde boete naar evenredigheid verlaagd bij vermindering, teruggaaf, terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer, voorzover deze vermindering, teruggaaf, terugbetaling of kwijtschelding, het bedrag aan rechten bij invoer betreft waarover de boete is berekend.

Artikel 9 16
1
De inspecteur kan degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is ten aanzien van wie de redelijke verwachting bestaat dat hem een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, oproepen voor een verhoor. In deze oproep deelt de inspecteur hem mede dat hij zich desgewenst kan doen bijstaan.
2
Voordat het verhoor aanvangt, deelt de inspecteur degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
3
Op verzoek van degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is en die de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt de inspecteur er zorg voor dat een tolk wordt benoemd die degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is tijdens het verhoor kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat; aan de tolk wordt ten laste van het Rijk een vergoeding toegekend ingevolge de Wet tarieven in strafzaken.
4
Het verzoek, bedoeld in het tweede, onderscheidenlijk derde lid, wordt ingediend binnen vijf jaren nadat degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is, is overleden.

Artikel 9 16
Indien de inspecteur jegens degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is een handeling heeft verricht waaraan deze in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat aan hem wegens een bepaalde gedraging een boete zal worden opgelegd, is, voor zoveel nodig in afwijking van artikel 14 van het Communautair douanewetboek, degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is niet langer verplicht ter zake van die gedraging enige verklaring af te leggen voorzover het betreft de boeteoplegging.

Artikel 9 16
1
De inspecteur kan degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is ten aanzien van wie de redelijke verwachting bestaat dat hem een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, oproepen voor een verhoor. In deze oproep deelt de inspecteur hem mede dat hij zich desgewenst kan doen bijstaan.
2
Voordat het verhoor aanvangt, deelt de inspecteur degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.

Artikel 9 16
1
De inspecteur kan degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is ten aanzien van wie de redelijke verwachting bestaat dat hem een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, oproepen voor een verhoor. In deze oproep deelt de inspecteur hem mede dat hij zich desgewenst kan doen bijstaan.
2
Voordat het verhoor aanvangt, deelt de inspecteur degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
3
Op verzoek van degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is en die de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt de inspecteur er zorg voor dat een tolk wordt benoemd die degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is tijdens het verhoor kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat; aan de tolk wordt ten laste van het Rijk een vergoeding toegekend ingevolge de Wet tarieven in strafzaken.

Artikel 9 16
De inspecteur stelt degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is op diens verzoek in de gelegenheid inzage te nemen in, dan wel kopieën, leesbare afdrukken of uittreksels te vervaardigen van de gegevensdragers waarop het voornemen tot het opleggen, dan wel het opleggen van een bestuurlijke boete berust.

Artikel 9 16
De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt indien ter zake van het feit op grond waarvan de boete kan worden opgelegd, jegens degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 10:15 van deze wet of artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 9 16
Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van anderen dan degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is, aan wie ingevolge de douanewetgeving een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Artikel 9 16
Van de bij beschikking opgelegde boete kan door of vanwege Onze Minister van Financiën gehele of gedeeltelijke kwijtschelding worden verleend.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •